Door: Stefan van Ewijk (gastcolumnist). Deze column verscheen eerder in ons magazine Switch
Mijn hele lijf tintelt van spanning. Eindelijk gaat het
gebeuren. De eerste bontgekleurde bladeren vallen al van de bomen dus als ik
het nóg langer uitstel, is alles voor niets geweest. Plannen maken, materiaal
uitzoeken, testen. Heel de voorbereiding stond in teken van dit moment. Nu moet
ik doorzetten.
Weggedoken in mijn capuchon snel ik het park in, de zorgvuldig
geprepareerde smartphone diep verborgen in mijn sweater. Het ding brandt in
mijn zak en ik wil het zo snel mogelijk kwijt. Toch moet ik niets overhaasten. Oppassen
dat ik niet gezien word. Gelukkig is het rustig op straat en al snel zie ik de perfecte
plek: een bankje in het midden van het park. Ik kijk nog even om me heen en als
ik er zeker van ben dat niemand me in de gaten houdt, laat ik me soepel op de
grond glijden. Een huivering. Is het de kou? De spanning? Het laatste, besef ik
als ik behoedzaam door het hoge gras tijger. Pas als ik onder de overhangende
takken van een enorme kastanjeboom lig, durf ik weer te ademen.
Er zitten nog
voldoende bladeren aan de boom om me volledig aan het zicht te onttrekken. Nu is
het afwachten. Een kwestie van geduld hebben. Rillend van opwinding houd ik
mijn blik gefixeerd op de parkbank. Me verkneukelend; wachtend op dat ene
moment, op die ene argeloze voorbijganger. En die dient zich al snel aan.
Over
het pad langs de vijver loopt een kalende man met flinke passen mijn kant op. Net
als hij het bankje voorbij dreigt te lopen, vermindert hij vaart en blijft
uiteindelijk verrast staan. Ik zie hem denken. Een seconde duurt een minuut. De
man aarzelt even maar steekt dan resoluut zijn begerige hand uit. Net voordat
hij de telefoon van het bankje grist, trek ik hem aan een vislijntje met een
ferme ruk onder zijn verbouwereerde neus vandaan. Vanaf dat moment vechten de
emoties op het gezicht van de man om voorrang. Verbazing en amusement maken
plaats voor verontwaardiging, afkeur en zelfs walging als ik juichend onder de
boom vandaan spring.
‘Ben je niet goed wijs joh, mafkees?!’, brengt hij ziedend
uit. De man, die ik nu herken als de eigenaar van onze buurtsuper, schopt de telefoon
onder de boom en beent driftig weg. ‘Kleuter!’, hoor ik hem tieren. ‘Jij komt
er bij mij niet meer in!’ Mijn euforie van zo even smelt als sneeuw voor de
zon. Binnen enkele seconden ben ik vijfentwintig jaar ouder. Ineens ben ik me pijnlijk
bewust van de grootste verandering in mijn leven:
‘Shit, ik ben volwassen’.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten