vrijdag 28 februari 2014

Over overspelige over-over-over-overgrootmoeders

Door: Lida

De meeste mensen die ik ken, dagdromen wel eens over een bijzondere plek in deze wereld. In de trant van ‘als ik de staatsloterij zou winnen’ of voor de wat ouderen onder ons: ‘als ik straks niet meer hoef te werken’.

Natuurlijk is dat voor iedereen een andere plek. Ik ken mensen die lichtjes in hun ogen krijgen als Toscane ter sprake komt. Mensen die verlangend uit het raam staren als ze denken aan Zuid-Afrika. Of die gewoon heel blij worden van het Texelse strand. Dat speciale gevoel gaat verder dan een leuke vakantiebestemming, die plek voelt gewoon als een tweede thuis.

Vorig leven
Ik vraag me wel eens af waar dat gevoel vandaan komt. Heeft het te maken met een vorig leven? Ik zag ooit op tv mensen die gedetailleerd een gebouw konden beschrijven in een buitenlands dorpje waar ze in dit leven nog nooit geweest waren. Dus wie weet. Of heeft het met onze voorouders te maken? Had een overspelige over-over-over-overgrootmoeder misschien een affaire met een straatmuzikant? Of met een Spaanse soldaat in de Spaanse burgeroorlog. Ach, wie zal het zeggen. Het klinkt in elk geval romantisch. En het zou mijn uiterlijk en mijn voorliefde voor landen aan de Middellandse zee in elk geval wel verklaren.

Noordwesten
Maar hoe graag ik ook naar het zuiden van Europa vertrek, voor mijn bijzondere plek in de wereld moeten we het kompas vanaf hier wat meer op het noordwesten zetten, naar ‘The emerald Island’. Ierland, het land met de verrassende, ruige en liefelijke landschappen. Het land waar mensen in zangerig Gaelic overal een praatje met je maken, waar de huizen in de meest dramatische kleuren geschilderd zijn. Waar het heel hard kan regenen, maar waar de zon vervolgens extra helder schijnt.



Dramatisch
Ik heb geen idee waarom juist dit land mij zo raakt. Waarom ik na elk bezoek met pijn in mijn hart naar huis vertrek. Ierland is ‘my beloved country’, het land dat mijn ziel beroert. En zeg nou zelf, zo’n dramatische einde van een column kun je toch alleen bedenken als Keltisch bloed door je aderen stroomt. Al is het maar een klein beetje.

Feicfidh mé thú an tseachtain dár gcionn!

vrijdag 21 februari 2014

They want to break free…

Door: Conny Rijken

De Olympische Spelen zijn op het moment dat ik dit schrijf, bijna afgelopen. En natuurlijk is er weer discussie over het aantal medailles dat Nederland heeft behaald. Het zouden er teveel zijn. Ik vind zo’n discussie best jammer. Winnen we niks, dan is het ook niet goed. Ja, we hebben er ruim 20. Dus? Dan moet de concurrentie maar harder schaatsen. Dat de Noren veel medailles op de langlaufnummers behalen, daar hoor ik niemand over. 

Tijdens de Olympische Spelen komen ook weer sporten voorbij waarvan je de andere jaren niets hoort. Want wie kijkt er wel eens naar rodelen of (nog erger) skeleton*? Spectaculair is het wel. Wel eens naar de tweemansrodel gekeken? Dapper dat ze saampjes die baan af willen en durven roetsjen. De tweemansrodel is trouwens gewonnen door Duitsland, maar dat is voor de statistiek. Voor skeleton moet je helemaal doodsverachting hebben. Op je buik op een ‘sleetje’ en dan met 130 kilometer de baan af. De start vind ik al geweldig. Vaart maken en dan op de skeleton springen, met je hoofd bijna op de baan naar de finish sleeën. Ik zie het mezelf niet doen… Mijn sleetje zou eenzaam de finish bereiken en ik zou ergens bij de start in de kreukels liggen…

Maar wat ik het ergste, meest vreemde, suffigste, noem het, vind: curling. Dat kan je toch niet serieus nemen? Het is echt een Olympische sport. Wat is er misgegaan op het moment dat werd bedacht dat het wel goed zou zijn voor de sport om dit op de Olympische agenda te plaatsen? Voor de niet-ingewijden: curling is jeu de boules op het ijs met een hele grote ‘bal’ (van steen), ongetwijfeld curl genoemd, richting een cirkel. Om die cirkel te bereiken wordt er door de spelers met een veger of zwabber, geveegd. Dat schijnt te helpen…

Het ziet er in mijn optiek dus heel suffig uit. Krijg onmiddellijk beelden van Freddy Mercury met zijn roze truitje, zwarte rokje, netkousen en hoge hakken. They want to break free. 


(*Wikipedia: de naam skeleton is ontleend aan de kale skeletachtige slee die oorspronkelijk werd gebruikt en blijkbaar deed denken aan een skelet)

vrijdag 14 februari 2014

Wat is dat toch met slapen….

Wat is dat toch met slapen, vroeg mijn oudste zoon zich gisteravond hardop af toen ik hem rond half elf naar zijn kamer stuurde. Ik wist meteen wat hij bedoelde, want ja, wat is dat toch met slapen? ’s Avonds willen we niet en ’s morgens willen we nog veel langer.

Het merendeel van de doordeweekse ochtenden word ik vlak voor het afgaan van de wekker wakker. Zo rond tien over zes gaat mijn ingebouwde klok af en werp ik een wanhopige blik op mijn digitale wekker. Want ik weet dat ik kan kiezen uit twee kwaden: nog drie minuten mijn ogen dicht doen en afgestraft worden door het snerpende geluid van de wekker of NU opstaan. Natuurlijk wil ik doorslapen, maar dan veel langer dan die veel te korte drie minuten die de wekker me nog geeft. Meestal kies ik dus zuchtend voor de tweede optie om de terreur van het alarm voor te zijn en sta ik op. Mezelf plechtig belovend dat ik die avond echt, echt, echt heel vroeg naar bed ga. Niet later dan half tien, spreek ik elke ochtend met mezelf af. Deze gedachte geeft me voldoende moed om de ochtendstrijd met twee pubers, een hond en een kat aan te gaan. Die overigens alle vier nog in diepe rust zijn, zij wel...



Soms zijn er ochtenden en dan weet ik dat ik die avond niet vroeg naar bed kan.  Omdat er iets gepland staat, een afspraak met een vriend of vriendin, een bezoek aan het theater. Die ochtenden zijn het ergst. Alleen al de wetenschap dat ik niet eens de uitweg heb van een vroege avond in bed, is voldoende om een enorm ochtendhumeur te kweken.

Mijn plan om ’s avonds om half tien naar bed te gaan, begint overigens al wat af te nemen na mijn eerste kop koffie. Halverwege de dag maak ik zelfs al voorzichtig plannen om die avond wat leuks buiten de deur te gaan doen, visite te ontvangen of iets op tv te gaan kijken.

Na het avondeten is er niets meer over van mijn voornemen om vroeg mijn bed in te duiken. Sterker nog, heb ik die avond een leuk uitstapje in het verschiet, dan krijg ik daar een enorm goed humeur van. Blijf ik thuis, dan is de afstandsbediening van de tv pas rond half elf echt van mij. En tegen die tijd smaakt een wijntje ook wel, staat er meestal nog een telefoongesprek met partnerlief op de rol en moeten er een paar bladzijden in een boek gelezen worden. Werp ik tussendoor een blik op de klok, dan denk ik hooguit: Oh, het is pas kwart over elf. Van lekker vroeg gaan slapen is in de verste verte geen sprake meer.

Meestal sluit ik na twaalven mijn ogen. Soms onder een soort van inwendig protest, want ik ben toch nog helemaal niet moe en de nacht lijkt zich nog eindeloos voor me uit te strekken. Maar niet veel later, zo rond tien over zes, gaat mijn ingebouwde klok af en kan ik kiezen uit twee kwaden….

vrijdag 7 februari 2014

Irritaties

Door: Philip Duba (gastcolumnist)

Hoe ik dat doe? Plotseling me aan iedereen ergeren? Terwijl ik vlak ervoor een Ghandi onder de AH-bezoekers was. Het overkomt me. Zo plotseling dat ik niet eens weet hoe. Ik loop op de dubbele automatische schuifdeur van Albert Heijn af en kan niet naar binnen omdat er een mevrouw met een Maserati (type rollator) wel heel erg dramatisch naar buiten wil. Zo van, kijkt u toch eens even hoe ellendig mijn leven is in vergelijking tot het uwe. Bij de stapel mandjes wil de bovenste er niet tussenuit en de rest van mijn winkelreisje kom ik die nerveuze slonzige vrouw, die me bij de groente al twee keer onnodig in de weg stond, telkens weer tegen. Ik kan de saté-stokjes niet vinden, loop elk pad twee maal door te scannen en kan de ergernis daaromtrent matig aan. ‘Die liggen op twee plaatsen meneer, bij de Indonesische afdeling en in het schap van de kookbenodigheden, naast de diepvrieszakjes. Wacht, ik loop wel even met u mee.’ Hoe bejaard kun je je voelen? Bij de kassa zet ik mijn spullen op de band en wie staat er achter me? Met een vorsende overspannen blik? Inderdaad. Ik weet het, het ligt aan mij. 

En ik houd juist zo van winkelen. Zeker Bij AH. Een prachtbedrijf met uiterst vriendelijk personeel. Ze hebben er altijd alles wat ik behoef. Ik kan dat ook meestal zelfstandig vinden en er staan zelden rijen voor de kassa. Al jaren vraagt iedere caissière of ik koopzegels wil en hoewel ik altijd nee zeg, blijven ze veronderstellen dat er een moment zou kunnen komen dat ik ja zeg op die vraag. Terwijl ik niet eens weet wat koopzegels zijn en dat graag zo wil houden. Dus ook in zo’n winkel schiet het er in. Een gespannen, ongedurig en sjachrijnerig gevoel. Ik sla geen mensen, maar als het hoog oploopt in mijn kop moet ik maken dat ik de tassen thuis krijg.


In zo’n AH-winkel hebben mensen vele doelen. Schooljeugd vermaakt elkaar met herrie en weinig goederen. Zombies etaleren hun onmacht met de wereld. Bejaarden hebben hun uitje van de dag. Moeders met Stokke-karren rijden voor of over ieders voeten. Types bij de kassa die achter je staan met slechts een enkel artikel, voeren een melodramatische mime act op om maar voor te mogen gaan. Er zijn eenzamen die elk contact met de caissière aangrijpen om er zo lang mogelijk mee te blijven praten. Als ik er weg ben, voel ik geen enkele irritatie meer. Dan ben ik weer een kalm en waardig persoon.

Ik had een vriend, een grote blonde man, haptonoom was hij of zoiets. Ik zag hem met regelmaat in de AH met zijn drie kinderen. Koutend en glimlachend met een ieder die in de buurt was. Hij pakte zijn boodschappen met eindeloos geduld en traag in zijn fietstassen en de fietstasjes van zijn kinderen. Geen spoor van spanning. Het leven is nu en overal. Zoiets straalde hij uit. Nondejuh, huist het dus voornamelijk in mijzelf? Mooi, zo’n besef. Jammer wel, dat het niet aan al die anderen ligt.