Door: Philip Duba (gastcolumnist)
Ik loop naar het einde van de woonkamer, en weer terug naar de stoel bij de tafel. Als je beweegt, gebeurt er meer dan wanneer je blijft zitten. Voor me op tafel staat een kop koffie en daarnaast ligt een houten snijplank met twee belegde boterhammen. En de laptop, maar die staat daar altijd. Die boterhammen zijn er alleen ’s morgens. Ze zijn mijn ontbijt. Net zoals het koude glas water. Met koolzuur. Voor het opruimen van spinrag van de nacht. Nou ja, van de wijn.
Vanmorgen was er iets geks. Toen ik het koffieapparaat aanzette en twee boterhammen uit de broodzak haalde, zag ik een groot gat in het midden van de tweede. Door het gat zag je de houten plank. Ik was even in de war. Raar gezicht. Ik realiseerde me ineens dat zo’n snee brood de drager van je beleg is. Zo had ik een boterham nooit bekeken. En een gat valt niet te beleggen. Ik doe altijd één met pindakaas en de andere kaas. De oplossing vond ik. Ik belegde de ongeschonden snee met pindakaas en met de kaasschaaf schaafde ik smalle plakjes ouwe kaas. Die legde ik zorgvuldig rond het gat. Zoals mensen handdoeken om een zwembad leggen.
Ik nam me voor om bij het eten te letten op wat er wèl was en niet op wat er nìet was. Ik miste niks. De komende dagen ga ik net zo te lijf. Me uitsluitend bezighouden met dat wat er is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten